Toediening als spot-on voor uitwendig gebruik op de huid.
Dosering en behandelingsschema
De kat moet nauwkeurig gewogen worden vóór de behandeling om ervoor te zorgen dat de correcte pipet wordt gebruikt.
De aanbevolen minimumdoses zijn 3 mg emodepside / kg lichaamsgewicht en 12 mg praziquantel / kg lichaamsgewicht, overeenkomend met 0,14 ml Dronspot / kg lichaamsgewicht.
Lichaamsgewicht kat (kg)
|
Te gebruiken pipet
|
Volume (ml)
|
Emodepside (mg/kg lg)
|
Praziquantel (mg/kg lg)
|
0,5 - 2,5
|
Dronspot voor kleine katten
|
0,35 (1 pipet)
|
3 - 15
|
12 - 60
|
>2,5 - 5
|
Dronspot voor middelgrote katten
|
0,70 (1 pipet)
|
3 - 6
|
12 - 24
|
>5 - 8
|
Dronspot voor grote katten
|
1,12 (1 pipet)
|
3 - 4,8
|
12 - 19,2
|
>8
|
Gebruik een geschikte combinatie van pipetten
|
Voor de behandeling van rondwormen en lintwormen is een eenmalige toediening per behandeling doeltreffend.
Voor de behandeling van katten als preventie van besmetting met Toxocara cati (L3 larven) door de melk aan de jongen, is een eenmalige toediening per behandeling ongeveer zeven dagen vóór de verwachte worp doeltreffend.
Aanwijzingen voor een juiste toediening
Neem één pipet uit de verpakking. Houd de pipet rechtop, draai het dopje los en gebruik het andere uiteinde om het zegel te verbreken.
Druk de haren van de kat in de nek ter hoogte van de schedelbasis uit elkaar totdat de huid zichtbaar wordt. Plaats de open zijde van de pipet op de huid en knijp de pipet enkele malen stevig samen om de inhoud direct op de huid aan te brengen. Toediening ter hoogte van de schedelbasis minimaliseert de mogelijkheid voor de kat om het diergeneesmiddel af te likken. Alleen aanbrengen op het huidoppervlak en op een intacte huid.
Contra-indicaties
- Niet gebruiken bij kittens jonger dan 8 weken of die minder wegen dan 0,5 kg.
- Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of één van de hulpstoffen
Bijwerkingen
In zeer zeldzame gevallen kunnen speekselen en braken optreden. Milde en voorbijgaande neurologische stoornissen zoals ataxie (onzekere of wankele gang) of tremor kunnen in zeer zeldzame gevallen optreden. Vermoed wordt dat deze effecten zich voordoen als gevolg van het likken van de toedieningsplaats door de kat onmiddellijk na de behandeling. In zeer zeldzame gevallen werden na toediening van het diergeneesmiddel voorbijgaande alopecia (haaruitval), jeuk en/of ontsteking waargenomen op de toedieningsplaats.
De frequentie van bijwerkingen wordt als volgt gedefinieerd:
- Zeer vaak (meer dan 1 op de 10 behandelde dieren vertonen bijwerking(en))
- Vaak (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 100 behandelde dieren)
- Soms (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 1.000 behandelde dieren)
- Zelden (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 10.000 behandelde dieren)
- Zeer zelden (minder dan 1 van de 10.000 behandelde dieren, inclusief geïsoleerde rapporten).
Indien u bijwerkingen vaststelt, zelfs wanneer die niet in deze bijsluiter worden vermeld, of u vermoedt dat het diergeneesmiddel niet werkzaam is, wordt u verzocht uw dierenarts hiervan in kennis te stellen.